- dépasser
- dépasser [deepaasee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 uitsteken♦voorbeelden:1 ton jupon dépasse • je onderrok komt er onderuitII 〈overgankelijk werkwoord〉1 passeren ⇒ voorbijgaan, inhalen2 groter zijn dan ⇒ uitsteken ten opzichte van, langer duren dan3 overtreffen ⇒ voorbijstreven4 overschrijden ⇒ te boven gaan, te buiten gaan♦voorbeelden:2 il me dépasse d' une bonne tête • hij is meer dan een hoofd groter dan ik→ borne3 élève qui dépasse ses camarades • leerling die uitblinkt4 dépasser le but • zijn doel voorbijschieten¶ avoir dépassé la trentaine • de dertig gepasseerd zijnêtre dépassé par les événements • de situatie niet meer aankunnencela me dépasse • daar kan ik niet bij, dat gaat me boven de petIII se dépasser 〈wederkerend werkwoord〉1 zichzelf overtreffen ⇒ boven zichzelf uitstijgenv1) uitsteken2) inhalen3) langer duren (dan)4) overtreffen5) overschrijden, te boven gaan
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.